Houtbouw is een snelle en droge methode en vergt weinig fundering door de lichte constructie. Hout is vochtregulerend en, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, brandveilig. Bij een goede kwaliteit hout gaat de buitenste laag gloeien en uiteindelijk verkolen, waardoor zelfs brandvertraging optreedt. Als beton warm wordt, zet het uit en kan het uit elkaar spatten. Een houten woning is dus bij brand zeker niet risicovoller dan een stenen huis, mits het hout goed voorbehandeld is.

De zogenoemde warmteaccumulatie van hout is zwak, waardoor de woning snel opwarmt.

Dit nadeel verandert ’s avonds echter in een voordeel, omdat hout ook de lagere buitentemperatuur direct doorgeeft. Beton, dat de warmte opslaat, geeft die later weer langzaam af waardoor het huis langer warm blijft.

Gas

Uit bouwmaterialen als beton, gips, cement en baksteen kan radon vrijkomen, een gas dat ontstaat door radioactief verval van uranium. Radon zou longkanker kunnen veroorzaken.

Qua milieubelasting geniet hout de voorkeur: het is volledig te vernieuwen, vereist geen zware industrie tijdens de verwerking en is eenvoudig te recyclen of als brandstof te gebruiken. Tenminste, als het niet is geïmpregneerd om het hout te verduurzamen. Dit gebeurt met de stoffen chroom en arseen, die weer minder milieuvriendelijk zijn. Daarnaast bevat het impregneermateriaal koper; niet schadelijk voor mensen, maar wel voor het leven in bodem en oppervlaktewater.